-
1 privilege
n. voorrecht; recht; het hebben van bijzondere rechten; onschendbaarheid; deftige afstamming; privilege--------v. bepaalde voorrechten geven, bevoorrechten; machtigenprivilege1[ priv(i)lidzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:it's a privilege • zeer vereerd————————privilege2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 we are now privileged to give the floor to our guest • wij hebben nu de eer onze gast het woord te geven -
2 we are now privileged to give the floor to our guest
English-Dutch dictionary > we are now privileged to give the floor to our guest
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский